-
1 vallend getijde
vallend getijde -
2 vallend
прил.общ. падающий, убывающий -
3 vallend water
прил.общ. отлив -
4 vallend
adj. falling -
5 in het oog lopend, vallend
in het oog lopend, vallend -
6 in het oog vallend
adj. noticeable, salient, manifest, ostensible -
7 niet in het oog vallend
adj. unobtrusive, inconspicuous -
8 tape-à-l'oeil
-
9 внеплановый
buiten het plan vallend -
10 отлив
ngener. tij, afvloeien, aflopende zee, laagtij, vallend water, weertij -
11 падающий
-
12 убывающий
adjgener. vallend, afdalend -
13 blank
adj. blanco; zonder uitdrukking--------n. lege ruimte; onbeschreven blad--------v. wegvegenblank1[ blængk] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 leegte ⇒ leemte, blanco formulier♦voorbeelden:¶ a double blank • een dubbel blank, een dominosteen zonder ogen————————blank2〈bijvoeglijk naamwoord; blankness〉1 leeg ⇒ blanco, onbeschreven2 uitdrukkingsloos ⇒ onbegrijpend, ongeïnteresseerd♦voorbeelden:a blank cartridge • een losse patroon/flodder〈 geldwezen〉 blank letter of credit • blanco krediet/accreditief, open krediet/accreditiefa blank line • een witte regela blank page • een lege/blanco paginaa blank refusal • een botte weigeringblank verse • blank/rijmloos vers 〈 in vijfvoetige jamben〉 -
14 concomitant
adj. begeleidend, bijkomend, samengaand[ kənkommittənt]♦voorbeelden:old age with all its concomitant infirmities • de ouderdom en alle gebreken die daarmee gepaard gaan -
15 copyright
n. auteursrecht--------v. auteurrechtcopyright1————————[ koppierajtid] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉1 auteursrechtelijk beschermd ⇒ vallend onder het auteursrecht/copyright♦voorbeelden:————————copyright3〈 werkwoord〉 -
16 extracurricular
adj. buiten het lessenplan; (van onderwijs) aanvullend[ ekstrəkərikjoelə]1 buitenschools ⇒ buiten de lessen/het werk vallend -
17 opiate
adj. opium bevattend; narcotisch; in slaap doen vallend--------n. kalmerend geneesmiddel--------v. verdoven, bedwelmen; verzachten, kalmeren[ oopiət]1 opiaat ⇒ slaapmiddel, pijnstiller -
18 shooting
adj. schietend, stekend (pijn); vallend(e ster)--------n. schot, schoten; jachtshooting1[ sjoe:ting] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 jacht————————shooting22 stekend♦voorbeelden: -
19 shouting
n. schreeuwen, brullenshouting1[ sjauting] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 geschreeuw ⇒ geroep, gejuich♦voorbeelden:————————shouting2♦voorbeelden: -
20 splashy
adj. slijkerig; kladderig; opzienbarend[ splæsjie] 〈 splashiness〉
Страницы